In de
Morgenster in Leeuwarden, waar ik kerk, zijn we afgelopen week begonnen aan het
nieuwe jaarthema. Vooral De Liefde is het, waar we gemeentebreed over buigen. Daarbij
gaat het om liefde in de meest brede zin van het woord: liefde, relaties,
seksualiteit.
Terwijl we
afgelopen zondag de eerste dienst over de liefde hadden, moest ik denken aan de
uitspraak: “That’s love, too.” Ik wist dat ik het in een magazine had gelezen,
maar ik kon niet op het betreffende interview komen.
De dominee
deed zijn preek, en het interview waar ik naar op zoek was, lag op het puntje van
mijn tong. Nog even concentreren, en ik wist waar ik naar op zoek was.
Warempel, daar lag het interview voor in mijn mond. Natuurlijk, hoe kon ik dit
vergeten? Bob Dylan in The Rolling Stone van september vorig jaar.
Het interview
vond plaats in de voorbereiding op de release van Tempest, het jongste
Dylan-album. Een bijzonder vraaggesprek. De zanger haalt bijzondere dingen aan.
Zoals Robert Zimmerman, de president van de Hell’s Angels in San Bernadino.
Dylan, zelf geboren als Robert Allen Zimmerman, zou getransfigureerd zijn met
die engel uit de hel.
Zoiets.
Even verderop
fulmineert Dylan tegen de zogenaamde folkfans, die hem in 1966 voor Judas
uitmaakten. Iemand gelijkstellen aan de verrader van onze Verlosser, dat soort
streken haal je bij niemand uit. Ook niet bij Dylan, omdat hij in die periode ‘elektrisch
ging’. Die lieden krijgen een bijzondere wens toegehoord: They can rot in hell.
Ik neem het
ter kennisgeving aan.
Het lijkt
overigens geen liefdevolle uitspraak, om iemand als brandhout in de hel te
laten fungeren. Ik kan overigens prima leven met die zin. Al was het maar omdat
het vraaggesprek op een indrukwekkende manier wordt afgesloten. De laatste woorden van Dylan luiden:
‘When you put your life on the line for somebody, that’s
love. But you’ll never know it until you’re in the moment. When someone will
die for you, that’s love, too.’
Amen, broeder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten