De aangekondigde release
van The Cutting Edge, heeft de afgelopen dagen wat bij me
losgetrokken. Het was in ieder geval een goede reden om de vorige box
uit de Bootleg Series weer uit de kast te trekken. Al twee dagen lang
luister ik onafgebroken naar The Basement Tapes – Complete.
Een mooie box, deze elfde
aflevering uit de Bootleg Series. Zes cd's met alle nummers uit de
kelders van Big Pink. Werkelijk álle nummers? Dat blijft natuurlijk
gissen, want we weten niet wat we niet weten. Maar 138 nummers over 6
cd's, dat lijkt in ieder geval wel op alle kelder-nummers.
De feiten van The
Basement Tapes zijn bekend. Dylan kreeg in de zomer van 1966 een
mysterieus motorongeluk, waarbij in ieder geval één ding vast
staat: hij ging onderuit met zijn Triumph. Dylan pakte het ongeluk
groots aan en trok zich terug uit de rat race waarin hij was beland.
Die rat race bestond uit
een overvolle agenda. De zanger trok de wereld over met de mannen,
die bekend zouden worden als The Band. Dylan kende de mannen, met wie
hij al eerder in de studio had gewerkt; toen heetten de Canadezen en
Amerikaan nog (Levon &) The Hawks. Drie “elektrische” albums
had Dylan op dat moment achter de rug: Bringing It All Back Home,
Highway 61 Revisited en de dubbel-elpee Blonde On Blonde, gemaakt in
zo'n anderhalf jaar tijd.
De bijbehorende
promotie-tournees trokken een zware wissel op de 25-jarige artiest.
De shows bestaan uit twee delen: een akoestische set voor de pauze en
een elektrische set na de pauze. Maar waar Dylan en The Band ook
komen, ze worden na de pauze bijna van het podium gefloten en
ge-boo-d. Bijna, want Dylan weerstaat de aanvallen van de
traditionele folk-fans en blaast hén omver.
Enfin, met de motor
onderuit gaan kwam Dylan wel goed uit. Nadat zijn schrammen en blauwe
plekken hem niet meer hinderden, bezocht hij regelmatig zijn vrienden
van The Band. Deze mannen, vier Canadezen en een boerenzoon uit
Arkansas, hadden zelf een huis gehuurd in Woodstock, New York. Een
groot pand dat van de buitenkant een roze likje verf had gekregen.
Zodoende werd het huis Big Pink genoemd.
In die kelder van Big
Pink werd veel muziek gemaakt. Heel veel muziek. Dylan probeerde er
nummers uit, die hij thuis schreef. Er werden demo's opgenomen van
nummers, die via de muziekuitgeverij bij collega-artiesten terecht
kwamen. En het was de plek waar The Band haar eigen geluid zocht.
Deze smeltkroes van verschillende losse eindjes resulteerde onder
meer in het debuutalbum van The Band (Music From Big Pink).
Die dekselse organist
Garth Hudson had zo zijn lijntjes met de buitenwereld. Via bandjes
smokkelde Hudson nummers naar fans, die graag een teken wilden
ontvangen van Dylan, die toen al de status van grootmeester der
popmuziek had bereikt. Al deze bandjes werden opgenomen van andere
bandjes, waardoor de kwaliteit bij elke kopie weer achteruit ging.
Reden voor Columbia Records om pas na acht jaar met The Basement
Tapes te komen: een dubbelaar met liedjes uit de kelder, al dan niet
met wat toegevoegde muziekinstrumenten. Om maar op die manier de
bootleg-stroom te reguleren en er zelf ook geld aan te verdienen.
Weer veertig jaar later
verscheen dus in The Bootleg Series de complete bandjes van Big Pink.
We horen eindelijk hoe dat creatieve proces tussen de mannen zich
afspeelde. We horen inderdaad demo's, spielerei, gezelligheid,
vakmanschap. En vooral heel veel uren muziek. Het maakt je jaloers:
was ik er zelf maar bij geweest, toen.
Maar daar kunnen we niks
aan veranderen. We moeten het doen met wat ons wordt toegeworpen. En
dat is veel. Heel veel.
Gelukkig maar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten