John Jacob Astor IV was een van de slachtoffers van de Titanic. Naar verluidt was hij de rijkste opvarende van dit zogenaamde onzinkbare schip. Toen het schip zonk hielp Astor zijn vrouw Madeleine nog in een reddingsboot. Hij rookte een sigaret en sprak met een andere passagier. Dat was de laatste keer dat hij werd gezien.
Zijn lichaam werd een week na de ramp gevonden. Hij droeg het 14-karaats gouden Waltham-zakhorloge met de initialen JJA nog bij zich.
Bob Dylan beschrijft de ramp met het schip in zijn epos Tempest. Dat Dylan goed zijn huiswerk heeft gedaan, blijkt alleen al uit het noemen van namen. Zo komt Leo met zijn sketchbook voorbij - verwijzend naar Leonardo diCaprio, die in de verfilming van de ramp uit 1997 als een tekenaar op het schip verblijft.
Maar ook JJA komt aan bod:
The rich man, Mr. Astor
Kissed his darling wife
He had no way of knowing
Be the last trip of his life
Overigens komt de Titanic ook voor in een ander lied van Dylan, in Desolation Row. In die song lijkt het schip zelf een verlorenstraat te zijn geworden:
Praise be to Nero’s Neptune
The Titanic sails at dawn
And everybody’s shouting
“Which Side Are You On?”
And Ezra Pound and T. S. Eliot
Fighting in the captain’s tower
While calypso singers laugh at them
And fishermen hold flowers
Between the windows of the sea
Where lovely mermaids flow
And nobody has to think too much
About Desolation Row
Enfin. Het zijn maar weerspiegelingen. Bij een verhaal dat nog altijd tot de verbeelding spreekt: een schip dat flink bezuinigde op reddingssloepen, omdat het zien van deze sloepen de opvarenden alleen maar bang zouden maken. De Titanic was immers niet te zinken?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten