In het jaar van flower
power 1967, kwamen The Beatles met Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club
Band en Magical Mystery Tour. Bob Dylan reageerde toen niet. Dylan
deed überhaupt niets in die maanden. Zijn motorongeluk van juni '66
vormde een uitgelezen mogelijkheid om zich terug te trekken en als
huisvader zijn dagen te slijten. Geen roman, geen tournees, geen
nieuw album.
En toch, zo vanuit een
hoge hoed, lag daar in de laatste week van 1967 alsnog een nieuwe
plaat van Dylan in de schappen: John Wesley Harding. Muzikaal een
koerswijziging: geen rock, maar folkcountry. Geen The Band, maar de
begeleiding van dummer Kenneth A. Buttrey, Charlie McCoy op basgitaar
en Pete Drake met zijn pedal steel guitar op Down Along the Cove en
I’ll Be Your Baby Tonight.
En geen liefdesliedjes of
protestsongs. Twaalf songs over outlaws, zwervers, immigranten,
boodschappers en heiligen met een oudtestamentische moraal: I Dreamed
I Saw St. Augustine, I Am A Lonesome Hobo, I Pity The Poor Immigrant
en The Ballad of Frankie Lee And Judas Priest.
Het titelnummer John
Wesley Harding gaat over een Robin Hood-achtig figuur, die goed doet
voor armen, bij rijken steelt, But he was never known to hurt an
honest man. Het lijkt er verdacht veel op dat Dylan het hier heeft
over John Wesley Hardin, maar de achternaam onjuist heeft gespeld. Of
het is een Dylanesque woordspeling, je weet het immers nooit helemaal
bij de Nobelprijswinnaar voor de Literatuur.
Een album waarmee ik het
jaar 2017 startte. En dus ook een plaat waarmee ik 2017 zal
afsluiten. Proost, op vijftig jaar John Wesley Harding.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten